Pater Pio: Wees goed – wees ootmoedig – wees eenvoudig – wees zuiver

Pater Pio: Wees goed – wees ootmoedig – wees eenvoudig – wees zuiver

Het zijn woorden van heilige pater Pio, die Marguerite heeft opgeschreven en opgenomen in de Boodschap van de Barmhartige Liefde, op 1 februari 1977. Ze had ze die zondag ervoor gehoord. Daarbij heeft ze aangetekend: “Ze vormen een stevige basis voor alle zielen.”

Met deze ‘drie-eenheid’ van goed, ootmoedig en nederig zijn, ligt er een fundament voor het geestelijke leven voor alle kleine zielen. Pater Pio is zo een geestelijke vader en leidsman voor kleine zielen. En bij deze drie wordt er nog één toegevoegd; die van zuiverheid. Pater Pio had tot een wonderbaarlijk genezen kind gezegd: “Bewaar de zuiverheid van uw geloofsbelijdenis.”

Hierop noteert Marguerite: “Goed – ootmoedig – eenvoudig en zuiver… voldoende stof om urenlang te mediteren. Zó zou ik heel en al willen zijn, niets anders dan dat. Mijn God, maak dat het zo weze”. (Bds. 01-02-1977)

Welnu, genoeg stof ter overweging in deze overweging. Samen, aan de hand van Pater Pio, dit bemediteren, drie, ja vier dingen:

GOED

OOTMOEDIG

EENVOUDIG

ZUIVER

Het ‘hart’ van goed en eenvoudig zijn is ootmoedig ofwel nederig zijn. Om echt goed te zijn, dien je nederig te zijn. Beter gezegd: het te worden. Nederig worden en zijn is iets dat je moet leren: “Leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van Hart.” (Mt.11,29)

We leren het van Jezus, nederig zijn. Hij doet niet nederig, Hij is nederig. Van harte, met geheel zijn Hart, geheel zijn wezen. “Ik ben…” (Mt. 11,29). En zo ook spreekt Jezus uit: “Ik ben de goede Herder…” (Joh. 10.11).

Hij doet niet zozeer goed, Hij ís goed! Hij is goed van Hart. Hij heeft een goed Herdershart. Van Hem kun je leren goed te zijn. Dat is méér dan goed doen. Pater Pio zegt ook niet: “Doe goed…”, maar “wees goed.” Dat we in heel ons wezen een zijn, naar geheel ons hart, goed zijn!

Echt goed zijn, is bijvoorbeeld liefhebben, ook als het van één kant komt. Want is Jezus. Hij is nederig, dat als Hij vernederd wordt door de zijnen, Hij voor hen bidt; dat als zij Hem haten, Hij hen blijft beminnen; dat als zij Hem pijn doen, Hij hen nog verontschuldigt:“Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat zij doen.” (Lc. 23.34)

Pater Pio was zo nederig en goed, dat hij degenen die hem tegengewerkt hebben en waaronder hij veel geleden heeft, kon verontschuldigen. Pater Pio is dankzij Gods genade gelijkvormig geworden aan Jezus.

Zó is Jezus: goed en nederig. “Zó zou ik heel en al willen zijn, niets anders“, noteert Marguerite als haar hartsverlangen. Het is al belangrijk dat er dit verlangen is, dat je dit wil! Dat vraagt Jezus ook aan degene die op Hem roept: “Wat wil je dat Ik voor je doe…?” (Lc. 18.40). “Wat wil je…”.

En Jezus vraagt het aan een gebrekkige: “Wil je beter worden?” (Joh. 5.6). “Wil je. . .”  “Verlang je. . .”.  Marguerite wil en verlangt en vanuit dat verlangen komt haar gebed: “Mijn God, maak dat ik zo weze”. “Mijn God, laat me zo worden en zijn!” 

Als een weerklank van al die hartekreten die een beroep doen op Gods ontferming en erbarming: “Heer, maak dat ik zien kan.” (Lc. 18.41). “Heer, maak dat ik lope…”, “Heer, maak mijn kind gezond.”

Ja, ik kan alleen goed en nederig zijn dankzij Gods erbarmen, medelijden, ontferming en barmhartigheid. Alleen door zijn genade. En dit goed worden is als een genezingsproces. Door Zijn goedheid en erbarmen worden wij beter, beetje bij beetje meer beter, tot wij ‘geheel en al’ goed zijn, nederig zijn.

Ja, het is niet alleen een genezingsproces, het is een weg, een kleine weg van een kleine ziel. Beetje bij beetje, dag voor dag, voortgang maken, met kleine stapjes wellicht vooruit. Het is iets van een kruisweg zoals we al eerder zagen. Jezus openbaart bovenal zijn goedheid in Zijn lijden, in het dragen van het opgelegde kruis, en openbaart het op het kruis.

GOED-ZIJN, NEDERlG-ZIJN is altijd kruisigend. Je draagt de wonden van het kruis met je mee; om diegene lief te hebben, die jou pijn doet; om wat je opgelegd wordt in het leven geduldig te dragen en te verdragen. En elke keer opnieuw, elke dag opnieuw kan die hartekreet weerklinken: “Mijn God, maak dat ik goed weze…”, “Mijn God, maak dat ik nederig weze…”. 

Allicht dat goed en nederig zijn ook resulteert in goed dóén. Hoeveel goed heeft Jezus niet gedaan, als Weldoener en Wonderdoener, Goeddoener jegens zieken en zondaars! Hoeveel heeft in navolging van Jezus en in Zijn kracht pater Pio goed gedaan aan zovele zieken en zondaars als wel-, wonder-, en goeddoener!

Als een wetgeleerde Jezus vraagt: “Wie is mijn naaste?” (Lc. 10.29), dan antwoordt Jezus hem met de parabel van de barmhartige Samaritaan. (Lc. 10,30-37) De priester en leviet lopen in een boog om de gewonde man heen; de vreemdeling echter staat stil bij die man die hulp nodig had en geneest zijn wonden.

Jezus draait de vraag om en stelt de vraag aan de leerlingen: “Wie is de naaste geweest van die noodlijdende mens?” (Lc.10,36) En Hij beëindigt de parabel met de zending: “Ga dan en doe gij evenzo.” (Lc. 10,37)

“Wees barmhartig” (Lc. 6.36), zegt Jezus, waarop van onze kant de bede kan komen: “Mijn God, maak dat ik zó dóé”, “Mijn God, maak dat ik zó de naaste weze van de noodlijdende medemens”.

Dan worden we ook gelijkvormig aan Hem die de Barmhartige Samaritaan zelve is, die stil staat bij ieder leed van ons, naar lichaam en ziel. Goed en nederig zijn is iets van het kruis. Het is ook iets van het kind. Van de eenvoud. “Wees nederig – wees eenvoudig.”

Dat Jezus nederig is blijkt uit het feit dat Hij eenvoudig is. Hij is Kind geworden! Hij heeft het vlees aangenomen in de schoot van een Moeder, ontvangen van de heilige Geest. Dit kind-zijn heeft Hij met ons gedeeld, tot in de moederschoot, in het verborgene. Hij is uit de Maagd Maria geboren, een Kind in een kribbe (Lc. 2,12). Heel eenvoudig en in doeken gewikkeld (Lc. 2,12).

“Een Kind wordt ons geboren, ons gegeven.” (Jes. 9,5), aan herders, aan wijzen, aan ons. Als Kind onder de wet is Hij opgedragen in de tempel. (Lc. 2,22) Hij is aan alles aan ons gelijk geworden, behalve in de zonde. Als Kind op de vlucht en heeft bij zijn terugkeer in Nazareth een heel verborgen leven geleid en ook héél eenvoudig. En het is juist deze eenvoud, dit kind-zijn dat Jezus ons voorhoudt: “Voorwaar, Ik zeg u: als ge niet wordt als kleine kinderen, zult gij het Rijk der Hemelen zeker niet binnengaan.” (Mt. 18,3)

En ook hier; niet ‘kind doen’, kinderachtig doen’, maar ‘kind zijn’. Omdat Jezus met ons kind is. Omdat God Vader is. Juist omdat God onze Vader is, dat we kind zijn in Jezus, die Zoon is. Dat we klein mogen zijn. Klein kunnen en durven zijn. Heel eenvoudig. Omdat God onze Vader is. En dat we zo gelijkvormig worden met Jezus, kinderen door het Kind, de Zoon. Eenvoudig zijn leren we van Jezus! Kind zijn van God leren we van Jezus!

Niet voor niets heeft Pater Pio altijd met grote devotie Kerst gevierd: “God wordt Mens! God wordt Kind!” Pater Pio heeft altijd een grote devotie gehad voor het Kind Jezus, het Goddelijk Kind. Opdat wij zó worden als Hij: een kind, een echt kind van God. Dat in alle omstandigheden, in alle beproevingen vertrouwt op de Vader. Kind zijn is eenvoudig zijn. Je niet groter maken dan je bent. Het is je juist klein maken, ook in het belijden van je zonden. Heel eenvoudig.

Zondebelijdenis hoeft niet mooi en met fraaie woorden, maar eenvoudig en oprecht. Als een kind dat oprecht vertelt wat het verkeerd heeft gedaan en vertrouwt op de eindeloze barmhartigheid van God, op de oneindige goedheid van Jezus. “Mijn God, maak dat ik zo weze als een kind”, “Mijn God, maak dat ik zo eenvoudig weze”. Een oprechte bede die ook doorklinkt in het: “God, wees mij, zondaar, genadig.” (Lc. 18,13)

Kunnen we aan het Kind van Bethlehem deze drie kostbare geschenken brengen en aanbieden:

  1. goed zijn
  2. nederig zijn
  3. eenvoudig zijn?

Of meer nog, kunnen we Hém, het Kind van Bethlehem, deze genadegaven als een Kerstgenade vragen: goed zijn – nederig zijn – eenvoudig zijn! “Mijn Goddelijke Kind Jezus, maak dat ik met U zo weze!” 

En als we nog een vierde geschenk aan Hem willen aanbieden, of beter gezegd, een vierde kerstgeschenk willen vragen aan dit Christuskind, als een ‘vierde koning’, dan die van de zuiverheid; “wees zuiver in de geloofsbelijdenis,” zo zei Pater Pio tegen een miraculeus genezen kind. Dit noteert Marguerite: “Mijn God, geef dat ik zo zuiver van hart weze”. In zijn zaligsprekingen zegt Jezus:“Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien.” (Mt. 5,8)

Zuiver van hart zijn, zuiver in de geloofsbelijdenis. Die twee gaan samen. Je ziet helder wie God is, voor ons, voor de wereld. Je ziet helder en zuiver wie Jezus is, de Zoon van God. Je ziet helder en zuiver de menslievendheid van God die in dit Goddelijke Kind op aarde is verschenen.

Je ziet dan ook met het hart van Maria, de Onbevlekte. Met het onbevlekt Hart van Maria zie je dat het Kind de “Redder, Christus de Heer” (Lc. 2,11) is. Maria heeft geloofd, en heeft leren geloven, is gegroeid in dit geloof, van kribbe tot onder het kruis, door het open graf heen. Van de kribbe tot onder het kruis zuiver zijn en blijven in de geloofsbelijdenis: “Waarlijk, deze mens was de Zoon van God!” (Mt. 27,54)

Uit; ‘Legioen Kleine Zielen’, Nederlandstalig tijdschrift van het Legioen Kleine Zielen van Jezus Barmhartig Hart, Hasselt, 42ste Jaargang, Nr. 4, December 2014, blz. 9-14.