De barmhartigheid en de gerechtigheid van God

Verering van de goddelijke Barmhartigheid volgens de openbaringen aan de zalige zuster Faustina

IMG_Jezus

Jezus zei tot zuster Faustina:

“Voordat Ik als rechtvaardige Rechter verschijn, kom Ik eerst nog als Koning van Barmhartigheid. Voordat de dag van de gerechtigheid aanbreekt, zal er aan de hemel en op de aarde een teken zijn. Dan zal aan de hemel het teken van het Kruis verschijnen: uit elke wonde van mijn handen en voeten zullen lichtstralen tevoorschijn komen, die voor korte tijd de aarde verlichten. Dit zal geschieden, korte tijd voor de laatste dag.”


Inhoud

-De barmhartigheid en de gerechtigheid van God
-In het vagevuur
-Afdaling in de hel
-Blik in de hemel
-Verering van de goddelijke Barmhartigheid
-Het genadebeeld van de barmhartige Jezus
-De noveen tot de goddelijke Barmhartigheid
-Het feest van de goddelijke Barmhartigheid
-De rozenkrans van de goddelijke Barmhartigheid
-Toewijding aan de barmhartige Jezus
-Lofprijzing van de goddelijke Barmhartigheid
-Het uur van barmhartigheid
-Orden van de goddelijke Barmhartigheid
-Aanwijzingen voor de vereerders van de goddelijke Barmhartigheid
-Gebeden
-Levensbeschrijving van Zr. Maria Faustina


De barmhartigheid en de gerechtigheid van God

Uittreksel uit de openbaringen van Jezus aan de Poolse zuster Faustina Kowalska (1905-1938) van de congregatie van de Zusters van “de Moeder van Barmhartigheid”; door Paus Johannes Paulus II op 18-4-1993 zalig verklaard:

“Verkondig aan de wereld mijn grote, ondoorgrondelijke barmhartigheid. Bereid de wereld voor op mijn tweede komst. Voordat Ik als rechter kom, zet Ik eerst de poorten van mijn barmhartigheid nog heel ver open. De vlammen van mijn barmhartigheid verteren Mij. Ik voel me gedrongen deze over de zielen uit te storten. Uit al mijn wonden, in ’t bijzonder uit mijn Hart, vloeien stromen van liefde. Om te straffen heb Ik de hele eeuwigheid; nu verleng Ik nog de tijd van mijn barmhartigheid. Ik straf alleen als men Mij daartoe dwingt. Ik wil, dat de zondaars zonder enige vrees tot Mij komen. De grootste zondaars hebben heel speciaal recht op mijn barmhartigheid. Ik ben verheugd als zij hun toevlucht nemen tot mijn barmhartigheid. Ik overlaad hen met liefde, meer nog dan zij verwachten. Omwille van hen ben Ik naar deze aarde gekomen; omwille van hen heb Ik mijn bloed vergoten. Ik kan niemand straffen, die op mijn barmhartigheid vertrouwt. Geen enkele zonde, al was zij een afgrond van slechtheid, kan mijn barmhartigheid uitputten; want hoe meer men neemt, des te rijkelijker stroomt zij. Al waren zijn misdaden zo zwart als de nacht, toch zal de zondaar, die zijn toevlucht neemt tot mijn barmhartigheid Mij verheerlijken en mijn lijden eren. In het uur van zijn dood zal Ikzelf hem verdedigen als mijn eer.

De grootste zondaar ontwapent mijn toorn, als hij roept om mijn medelijden. Ik zal hem recht doen door mijn ondoorgrondelijke, oneindige barmhartigheid. Ik ben heilig en de kleinste zonde vervult mij met afschuw. Als de zondaars echter berouw hebben, is mijn barmhartigheid grenzeloos. Ik achtervolg hen met mijn barmhartigheid op al hun wegen. Als zij tot Mij terugkeren, vergeet Ik alle bitterheid en verheug me over hun thuiskomst. Zeg hen, dat Ik nooit ophoud op hen te wachten: Ik luister naar hun harten om de geringste hartslag op te vangen, die voor Mij bedoeld is. Ik achtervolg hen met wroeging en beproevingen, met storm en bliksem en met de lokroep van de Kerk: Als zij echter al mijn genaden afwijzen, laat Ik hen aan zichzelf over en geef hen nog, hetgeen zij wensen. Wie niet door de deur van mijn barmhartigheid wil gaan, moet voor mijn gerechtigheid verschijnen.
Ik ben blij, als men veel van Mij verlangt; want het is mijn verlangen veel te geven, steeds meer en meer. Bekrompen mensen, die weinig verlangen, maken me verdrietig. Mijn dochter, laat iedereen weten dat Ik een en al liefde en barmhartigheid ben. Eenieder, die met vertrouwen tot Mij komt, ontvangt mijn genade zo overvloedig, dat hij ze niet bevatten kan en hij zal ze ook naar andere mensen laten stromen. Als een ziel mijn goedheid prijst, beeft satan en vlucht naar het diepste van de hel. Zeg tegen de priesters, die zij hun best doen om apostelen van mijn barmhartigheid te worden, dat Ik aan hun woorden een onweerstaanbare kracht en overtuiging geef en de harten zal aanraken van eenieder, die zij aanspreken.

Niets kwetst Mij zo zeer als het gebrek aan vertrouwen van een godgewijde ziel. Haar ontrouw doorboort mijn Hart. De zonden van twijfel aan mijn goedheid treffen mij het wreedst! Gelooft dan toch minstens mijn wonden!

De zielen, in de wereld en in het klooster, die Mij zonder voorbehoud beminnen, zijn een vreugde voor mijn hart en de blik van mijn Vader rust met welbehagen op hen. Zij zijn degenen, die een dam opwerpen tegen mijn gerechtigheid en de sluizen van mijn barmhartigheid openzetten. De liefde van deze zielen draagt de wereld.


 In het vagevuur
In het begin van haar kloosterleven, tijdens een korte ziekte, vroeg zuster Faustina aan Jezus voor wie zij nog moest bidden? Jezus antwoordde mij: “Hij zou het mij laten beseffen…” De volgende nacht zag ik mijn engelbewaarder, die mij bevel gaf hem te volgen. Plotseling bevond ik mij in een nevelige plaats vol vuur bij veel lijdende zielen. Deze zielen bidden heel innig, maar zonder resultaat voor zichzelf. Alléén wij kunnen hen helpen. De vlammen om hen heen deden mij niets. Mijn engelbewaarder verliet mij geen moment. Ik vroeg de zielen wat hun grootste lijden was. Als uit één mond antwoordden zij, dat hun grootste kwelling was het verlangen naar God. Ik zag ook O.L. Vrouw, hoe Zij de zielen in het vagevuur bezocht… Zij brengt hen verzachting. Ik wilde nog meer met hen spreken, maar mijn engelbewaarder gaf me een wenk om te gaan. Een stem in mijn binnenste zei me: “Mijn barmhartigheid wil dit niet, maar de gerechtigheid eist het.” Sinds die tijd onderhoud ik een innigere relatie met de lijdende zielen.


Afdaling in de hel
Eind oktober 1936 moest zuster Faustina afdalen in de hel, plaats van de verschrikkingen, om daarover te berichten. Zij schrijft in haar dagboek: “Vandaag werd ik door een engel in de diepten van de hel gebracht. Het is een plaats van grote kwellingen, ze is geweldig uitgestrekt. De soorten kwellingen, die ik zag, zijn de volgende: – De eerste kwelling waaruit de hel bestaat, is het verlies van God; – De tweede: de voortdurende gewetenswroeging; – De derde: deze toestand verandert nooit meer; – De vierde: het vuur doordringt de zielen zonder ze te vernietigen; dat is een verschrikkelijk lijden; het is een zuiver geestelijk vuur, dat voortkomt uit Gods toorn; – De vijfde kwelling: de constante duisternis en een vreselijke stank. Ondanks de duisternis zien de duivelen en de verdoemde zielen elkaar. Ze zien al het kwaad van de anderen alsook dat van henzelf; – De zesde kwelling: het onafgebroken gezelschap van satan. – De zevende kwelling: de verschrikkelijke wanhoop, de haat tegen God, de godslasteringen, vloeken en scheldwoorden. Dat zijn kwellingen, waar alle verdoemden gemeenschappelijk onder lijden, maar dat is nog niet alles. Er zijn nog speciale kwellingen voor de afzonderlijke zielen, namelijk; de kwellingen van de zintuigen. Iedere ziel ondergaat verschrikkelijk en onbeschrijflijk lijden, dat verband houdt met de manier waarop zij gezondigd heeft. Er zijn vreselijke spelonken en martelputten, waarin de vorm van foltering verschillend is.

Alleen al bij het zien van deze ontzettende straf zou ik gestorven zijn, als de almacht van God mij niet ondersteund had. De zondaar moet weten dat hij de hele eeuwigheid gemarteld wordt met het zintuig, waarmee hij zondigt. Ik schrijf hierover op bevel van God, zodat geen enkele ziel de uitvlucht kan gebruiken dat de hel niet bestaat of kan zeggen dat daar nooit iemand geweest is en men niet weet hoe het daar is. Ik, zuster Faustina, was op bevel van God in de diepten van de hel om de zielen te vertellen dat de hel bestaat en daarvan te getuigen. Ik kan daar nu niet over spreken, want God heeft bepaald, dat ik dit schriftelijk moet nalaten. De duivels hadden een grote haat tegen mij, maar op bevel van God moesten zij mij gehoorzamen. Wat ik opgeschreven heb, is slechts een zwakke afspiegeling van de dingen, die ik zag. Een ding viel mij op, daar zijn voornamelijk zielen, die niet geloofd hadden dat de hel bestaat. Toen ik weer terug was, kon ik me niet herstellen van de schrik, hoezeer de zielen daar lijden. Daarom bid ik nu nog vuriger voor de bekering van de zondaars. Ik smeek zonder ophouden om Gods barmhartigheid voor hen.”


Blik in de hemel
Enkele weken later, op 27 november 1936, mocht zuster Faustina in een onbeschrijflijk gelukzalig visioen de heerlijkheid van de hemel zien. Ze schrijft hierover in haar dagboek: “Vandaag was ik in de geest in de hemel en zag het onvoorstelbaar mooie en het geluk, dat ons na de dood wacht. Ik zag hoe alle schepselen zonder ophouden God loven en eren. Ik zag hoe groot de gelukzaligheid van God is, die uitstroomt over alle schepselen en hen vervult met onmetelijk diepe vreugde en hoe alle roem en eer uit dit geluk terugkeert naar de Bron.

Ze dringen door in de diepten van God, het innerlijke leven van God beschouwend – van de Vader, van de Zoon en van de H. Geest – dat ze nooit zullen begrijpen of doorgronden. Deze Bron van geluk is in haar wezen onveranderlijk, maar toch altijd nieuw. Er borrelt vreugde en zaligheid uit op voor alle schepselen. Nu begrijp ik de H. Paulus, die gezegd heeft: “Geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, in geen mensenhart is opgekomen, hetgeen God bereid heeft voor degenen, die Hem liefhebben.” En God liet mij begrijpen, dat er maar één ding is dat in zijn ogen oneindige waarde heeft en dat is de liefde tot Hem, liefde, liefde en nog eens liefde. Niets is te vergelijken met één enkele daad van zuivere liefde tot God. Welke onvoorstelbare gunsten geeft God aan de ziel, die Hem oprecht liefheeft. O, gelukkig de zielen in wie Hij reeds hier op aarde welbehagen heeft; het zijn de kleine, nederige zielen. De grote heerlijkheid van God, die ik waarnam, wordt door allen die in de hemel zijn geprezen, naargelang de trap van genade en rangorde, waarin zij zijn ingedeeld. Toen ik deze macht en majesteit van God zag, werd mijn ziel niet vervuld van huiver, ook niet van angst. Nee, helemaal niet. Mijn ziel werd vervuld van vrede en liefde. Hoe meer ik de majesteit van God leer kennen, des te meer ben ik erover verheugd dat God is zoals Hij is. Ook zijn majesteit verheugt mij oneindig en ook, dat ik maar zo klein ben. Omdat ik zo klein ben, draagt God mij in zijn hand en drukt mij aan zijn Hart.

“O mijn God, wat heb ik medelijden met de mensen, die niet in het eeuwige leven geloven. Ik bid vurig voor hen, dat ook zij door een straal van barmhartigheid geraakt worden en God hen aan zijn vaderlijk Hart zal drukken”.


Verering van de goddelijke Barmhartigheid
Tot de zending van zuster Faustina hoort: zich in totale overgave en met grenzeloos vertrouwen inzetten voor de verering van de goddelijke Barmhartigheid. En dit in zulke mate dat zij zegt: “O God, inhoud van mijn liefde, ik weet, dat op de dag van mijn dood mijn opdracht pas zal beginnen.”

Jezus verzekert haar nadrukkelijk: “Jouw opdracht is het, een grenzeloos vertrouwen te stellen in mijn goedheid en Ik zal je alles geven wat je nodig hebt. Door je vertrouwen sta Ik bij jou in de schuld. Als je vertrouwen groot is, zal mijn goedgeefsheid mateloos zijn. Schrijf zorgvuldig elke zin op, die betrekking heeft op mijn barmhartigheid, die Ik je dicteer tot nut van talrijke zielen.”
Uitdrukkelijk verlangde Jezus:
1. De afbeelding van de barmhartige Jezus
2. Het feest van de goddelijke Barmhartigheid met de daaraan voorafgaande noveen
3. De rozenkrans van de goddelijke Barmhartigheid en lofprijzingen
4. De stichting van de orde van de goddelijke Barmhartigheid.
Schietgebeden:
Jezus, zachtmoedig en nederig van Hart, maak ons hart gelijkvormig aan uw Hart en schenk ons een grenzeloos vertrouwen! Allerbarmhartigste Verlosser, ik wijd mij volledig en voor altijd aan U toe. Maak van mij een gewillig instrument van uw barmhartigheid. Een andere keer zegt Jezus: «Bid een noveen tot intentie van de Heilige Vader. Deze noveen bestaat uit 33 akten, dit wil zeggen: herhaal 33 maal het kleine gebed tot de Barmhartigheid dat Ik u geleerd heb: O bloed en water, die uit het Hart van Jezus stroomden als bron van Barmhartigheid voor ons, ik vertrouw op U!» (1. 142)


Het genadebeeld van de barmhartige Jezus

Zuster Faustina bericht: “Het was in Plock, op zondag 22 februari 1931, de eerste zondag van de vastentijd. ’s Avonds, toen ik in mijn kloostercel was, zag ik Jezus, in het wit gekleed. Een hand was omhoog geheven in een zegenend gebaar, de andere rustte op de borst. Ter hoogte van het hart was het kleed een beetje geopend en liet twee stralenbundels tevoorschijn komen; de ene was rood, de andere wit. Stil bekeek ik de Heer. Mijn ziel was met ontzag vervuld, maar ook met grote vreugde.”

Kort daarna sprak Jezus tot mij: “Schilder een afbeelding van Mij, zoals je Me ziet en schrijf er onder: Jezus, ik vertrouw op U! Ik verlang dat deze afbeelding vereerd wordt; eerst in jullie kapel, daarna over de hele wereld. Ik beloof dat allen, die deze afbeelding vereren, niet verloren zullen gaan. Ik beloof hen de overwinning op de vijand tijdens hun leven en speciaal in het uur van de dood. Ikzelf zal hen verdedigen als mijn eigen eer.” – “De huizen, ja zelfs de steden, waar deze afbeelding vereerd wordt, zal Ik sparen en beschermen.”

Later in 1934, in Vilnius, vroeg zuster Faustina in opdracht van haar biechtvader naar de betekenis van de beide stralen. Toen hoorde ze in haar binnenste: “De twee stralen duiden bloed en water aan. De witte straal betekent het water, dat de ziel reinigt; de rode straal betekent het bloed, dat aan de ziel het leven geeft… Deze twee stralen kwamen vanuit de diepte van mijn barmhartigheid naar boven, toen mijn hart met de lans geopend werd op het kruis. Zij beschermen de zielen voor de toorn van mijn Vader. Gelukkig degene, die in hun schaduw leeft, want de hand van de goddelijke gerechtigheid zal hen niet treffen. De mensheid zal noch rust noch vrede vinden, totdat zij zich vol vertrouwen tot mijn barmhartigheid wendt. Maak bekend, dat de barmhartigheid de voornaamste eigenschap van God is. Alle werken van mijn handen zijn gekroond door mijn barmhartigheid.”

“Ik geef de mensen een vat, waarmee ze naar de bron van de barmhartigheid moeten komen om genaden te putten. Het vat is deze beeltenis met het onderschrift: Jezus, ik vertrouw op U.”

“Niet in de schoonheid van de kleuren ligt de grootheid van deze beeltenis, maar in mijn genade. Ik verlang dat deze beeltenis openlijk vereerd wordt.” “Mijn blik op deze afbeelding is dezelfde als mijn blik op het Kruis” (I.138). “Door middel van dit beeld zal Ik veel genade geven aan de zielen. Men moet hen echter herinneren aan de vereiste voorwaarden van mijn barmhartigheid, want het geloof; al is het krachtig, zal niet baten zonder de werken” (II, 162-163).


De noveen tot de goddelijke Barmhartigheid
Jezus beval zuster Faustina deze noveen op te schrijven als voorbereiding op “het feest van de goddelijke Barmhartigheid”, dat overeenkomstig zijn wens op de eerste zondag na Pasen moet worden gevierd. Vandaar dat op Goede Vrijdag met de noveen moet worden begonnen. Men kan ze echter ook op elk moment van het jaar houden.

De Heer wil dat daartoe “de rozenkrans van de goddelijke Barmhartigheid” dagelijks gebeden wordt en wel voor de intenties, die Hijzelf aan zuster Faustina aangaf. “Ik verlang dat je gedurende deze negen dagen alle zielen naar de bron van mijn barmhartigheid leidt, zodat zij daar kracht en troost putten en allerlei genaden, die zij nodig hebben voor de moeilijkheden van het leven, maar vooral in het uur van de dood. Elke dag moet je een andere groep zielen naar mijn Hart brengen en hen onderdompelen in de oceaan van mijn barmhartigheid. Je zult dat doen in dit leven en in het toekomstige. Aan de bron van mijn barmhartigheid zal Ik aan geen enkele ziel iets weigeren. Iedere dag moet je mijn Vader, omwille van mijn smartelijk lijden, om genade smeken voor deze zielen.”

Eerste dag

Jezus zegt: “Breng vandaag bij Mij de hele mensheid, in het bijzonder alle zondaars, en dompel hen in de oceaan van mijn barmhartigheid. Daarmee verminder je mijn bittere droefheid om de verloren zielen.”
Bidden wij op voorspraak van “de Moeder van Barmhartigheid” om erbarmen voor de hele mensheid, in het bijzonder voor de zondaars.
Barmhartige Jezus, U die vol erbarmen en vergeving bent, let niet op onze zonden, maar op het vertrouwen dat wij in uw oneindige goedheid stellen. Neem ons op in uw medelijdend Hart. Daarom smeken wij U, omwille van de liefde, die U met de Vader en de H. Geest verenigt.
Onze Vader… Weesgegroet… Eer aan de Vader…
Eeuwige Vader, zie barmhartig neer op de hele mensheid, in het bijzonder op de zondaars. Wees barmhartig voor ons, omwille van het smartelijk lijden van uw Zoon, onze Heer Jezus Christus, zodat wij allen de almacht van uw barmhartigheid prijzen tot in eeuwigheid. Amen.
Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht, o heilige Moeder van God. Versmaad onze gebeden niet in onze nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd, onze Vrouwe, onze Middelares, onze Voorspreekster. Verzoen ons met uw Zoon, beveel ons aan uw Zoon, plaats ons voor uw Zoon. Amen.

Tweede dag
Jezus zegt: “Breng vandaag bij mij alle priesters en alle godgewijde personen en dompel hen in mijn onpeilbare barmhartigheid. Zij zijn het, die Mij de kracht gaven mijn bitter lijden te verduren. Zij zijn de kanalen, waardoor mijn barmhartigheid over de hele mensheid wordt uitgestort.”
Bidden wij voor de priesters en kloosterlingen op voorspraak van de “Moeder van de Kerk, de Middelares van alle genade”.
Barmhartige Jezus, van U komt alle goedheid. Wij bidden U, vermeerder de genaden in de zielen van de priesters en de kloosterlingen, zodat zij zich hun heilige roeping ten diepste bewust zijn en zich vol vertrouwen toeleggen op de werken van uw barmhartigheid. Geef dat zij door hun voorbeeld de zielen brengen naar de Vader van barmhartigheid en Hem verheerlijken.
Onze Vader… Weesgegroet… Eer aan de Vader…
Hemelse Vader, zie vol goedheid neer op uw uitverkorenen en geef hen de genade van uw zegen, zodat zij door de verdiensten van uw Zoon vol ijver werken voor het heil van de mensen en voor hen de volheid van uw barmhartigheid verkrijgen. Amen.
Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht…

Derde dag
Jezus zegt: “Breng vandaag bij Mij alle trouwe en vrome zielen en dompel hen in de oceaan van mijn barmhartigheid. Deze zielen hebben Mij getroost op mijn kruisweg. Zij waren de druppel troost in de oceaan van mijn smart.”
Bidden wij voor allen, die trouw blijven aan het ware geloof, op voorspraak van “Maria, hulp der Christenen.”
Barmhartige Jezus, U wilt de genadeschatten van uw barmhartigheid aan alle mensen in overvloed schenken. Wij bidden U, bemoedig alle trouwe zielen met de genade van volharding en ontsteek in hen met uw onpeilbare liefde, de liefde tot uw hemelse Vader.
Onze Vader… Weesgegroet… Eer aan de Vader…
Algoede Vader, zie vol liefde neer op de trouwe zielen. Sterk hen, omwille van het smartelijk lijden van uw Zoon, met de volheid van genaden van uw H. Geest, zodat zij met alle engelen en heiligen uw oneindige barmhartigheid prijzen tot in eeuwigheid. Amen.
Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht…

Vierde dag
Jezus zegt: Breng vandaag bij Mij zij, die niet in Mij geloven en zij, die Mij nog niet kennen. Tijdens mijn bitter lijden dacht Ik ook aan hen en hun ijver in de toekomst was een troost voor mijn Hart. Dompel hen in de oceaan van mijn barmhartigheid.”
Bidden wij voor degenen, die niet in God geloven en voor degenen, die God nog niet kennen, op voorspraak van “de Moeder van alle Volkeren”.
Barmhartige Jezus, U bent het Licht van de wereld. Bevrijd allen, die U nog niet kennen uit de duisternis van hun geest en laat hen in uw Hart rust en de ware vrede vinden. Mogen de stralen van uw genade hen verlichten, zodat ook zij de heerlijkheid van uw barmhartigheid prijzen.
Onze Vader… Weesgegroet… Eer aan de Vader…
Eeuwige Vader, zie genadig neer op de zielen van degenen, die niet in U geloven en degenen die U nog niet kennen. Breng hen tot de erkenning van de waarheid van het Evangelie van uw Zoon, zodat zij de eeuwige vreugde van de hemel verwerven en tot in eeuwigheid uw barmhartigheid prijzen. Amen.
Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht…

Vijfde dag
Jezus zegt: “Breng mij vandaag de zielen van de afgescheiden broeders en dompel hen in de oceaan van mijn barmhartigheid. Tijdens mijn bitter lijden verscheurden zij mijn lichaam en mijn Hart. Wanneer zij terugkeren in de schoot van de Kerk, genezen zij mijn wonden en troosten Mij in mijn smart.”
Bidden wij voor degenen die van het geloof zijn afgevallen en voor de verdwaalden met groot vertrouwen op de machtige voorspraak van Maria, “Toevlucht van de zondaars”, de overwinnares van alle duivelse boosheid en van alle misstanden.
Barmhartige Jezus, U bent de goedheid zelf en weigert niemand het licht van uw genade, als hij U erom vraagt. Neem alle afgescheiden broeders op in uw barmhartig Hart en breng hen terug in de schoot van de Kerk, zodat zij uw onpeilbare barmhartigheid loven en prijzen.
Onze Vader… Weesgegroet… Eer aan de Vader…
Oneindig heilige God, eeuwige Vader, heb medelijden met de afgescheiden en ontrouw geworden broeders, die uw genaden misbruiken. Let niet op hun slechtheid, omwille van het smartelijk lijden van uw Zoon, die zo innig voor de eenheid van zijn Kerk gebeden heeft. Amen.
Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht…

Zesde dag
Jezus zegt: “Breng vandaag bij Mij de zachtmoedige, nederige zielen en de zielen van de kleine kinderen en dompel hen in mijn barmhartigheid. Zij lijken het meest op mijn Hart. Zij sterkten Mij in mijn bittere doodsangst. Over hen stort Ik stromen van genade uit. Alleen nederige zielen zijn in staat mijn genaden te ontvangen. Aan nederige zielen schenk Ik mijn vertrouwen.”
Bidden wij voor de zachtmoedige zielen, die een kinderlijk vertrouwen bezitten en voor de kinderen op voorspraak van onze hemelse Moeder, de nederigste “Dienstmaagd van de Heer”. Haar heeft God verheven tot Koningin van hemel en aarde. Barmhartige Jezus, U hebt gezegd: “Leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van Hart” (Mt. 11,29). Wij vragen u, trek de kinderen en de zielen, die zoals zij zachtmoedig en nederig geworden zijn, tot uw heilig Hart. Mogen zij U verblijden als geurige bloemen voor uw goddelijke troon. Bewaar ze in uw Hart als een loflied op uw barmhartige liefde.
Onze Vader… Weesgegroet… Eer aan de Vader…
“Vader vol ontferming en God van alle vertroosting” (2 Kor 1,3), zie genadig neer op deze zielen, die IJ welgevallig zijn en lijken op het Hart van uw Zoon. Zegen omwille van hen de hele wereld, ·zodat allen uw onmetelijke barmhartigheid mogen prijzen. Amen.
Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht…

Zevende dag
Jezus zegt: “Breng vandaag bij Mij de zielen die mijn barmhartigheid bijzonder vereren en verheerlijken. Deze zielen delen het meest in mijn lijden en dringen het diepst door in mijn geest. Als levende, afbeeldingen van mijn barmhartig Hart zullen zij in het hiernamaals met een bijzondere glans schitteren. Geen van hen zal in het vuur van de hel terechtkomen. In het uur van de dood zal Ik hen allen bijstaan.”
Bidden wij voor degenen, die Gods barmhartigheid bijzonder vereren en verheerlijken op voorspraak van de “Moeder van Barmhartigheid”.
Goede Jezus, uw Hart stroomt over van barmhartige liefde. Laat alle apostelen van uw barmhartigheid zich veilig weten in uw bescherming. Sterk hun vertrouwen op uw almachtige hulp in alle lijden en beproevingen, die zij op zich nemen, om in vereniging met U van de hemelse Vader onafgebroken genade en barmhartigheid voor de hele mensheid te verkrijgen. Geef dat zij nooit verflauwen in hun ijver. Wees voor hen in het uur van de dood geen Rechter, maar de barmhartige Verlosser.
Onze Vader… Weesgegroet… Eer aan de Vader…
Eeuwige Vader, zie genadig neer op de zielen, die uw ondoorgrondelijke barmhartigheid bijzonder vereren en verheerlijken. In de trouwe navolging van uw Zoon doen zij vol overgave hun best getuigen te zijn van uw barmhartigheid. Ontsteek in hen een steeds grotere liefde en schenk hen een grenzeloos vertrouwen in uw goedheid, zodat zij tijdens hun leven de belofte van de Verlosser verkrijgen. Laat hen in het uur van de dood heel bijzonder de bescherming van uw barmhartigheid ervaren. Amen.
Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht…

Achtste dag
Jezus zegt: “Breng vandaag hij Mij de zielen die in het vagevuur zijn en dompel hen in de afgrond van mijn barmhartigheid, zodat de stromen van mijn bloed hun lijden verzachten. Deze zielen heb Ik zeer lief daar zij genoegdoening verschaffen aan mijn gerechtigheid. Jullie kunnen hen verlichting bezorgen uit de schatten van de Kerk: door aflaten, gebeden en offers van eerherstel. O, als jullie wisten welke kwellingen zij ondergaan, dan zouden jullie onafgebroken voor hen bidden en offers brengen om hun schuld aan mijn gerechtigheid af te lossen.”
Bidden wij voor de arme zielen in het vagevuur op voorspraak van de “Troosteres der bedroefden”, die onophoudelijk bij Gods troon voor hen ten beste spreekt. Barmhartige Heiland, U hebt gezegd: “Weest barmhartig, zoals mijn Vader barmhartig is” (Lc. 6,36), wij vragen U: ontferm U over de zielen in het vagevuur. Laat de stromen van uw kostbaar bloed en water, die uit uw Hart gekomen zijn, de gloed doven van het vuur dat hen reinigt, zodat het onmetelijk leed van deze zielen veranderd wordt in bevrijdende vreugde en zij tot in eeuwigheid de macht van uw barmhartigheid prijzen.
Onze Vader… Weesgegroet… Eer aan de Vader…
Barmhartige Vader, zie met uw oneindige liefde neer op de zielen in het vagevuur. Omwille van het smartelijk lijden van uw Zoon schenk hen door zijn bloed en zijn wonden de volheid van uw erbarmen. Amen.

Salve Regina – Wees gegroet, Koningin, Moeder van Barmhartigheid; ons leven, onze vreugde en onze hoop, wees gegroet! Tot U roepen wij, ballingen, kinderen van Eva; tot U smeken wij, zuchtend en wenend in dit dal van tranen. Daarom dan, onze Voorspreekster, sla op ons uw barmhartige ogen, en toon ons na deze ballingschap Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot. O goedertieren, o liefdevolle, o zoete Maagd Maria.

Negende dag
Jezus zegt: “Breng Mij vandaag de lauwe zielen en dompel hen in de oceaan van mijn barmhartigheid. Deze zielen verwonden mijn Hart het meest pijnlijk. In de Hof van olijven ondervond mijn ziel de grootste walging door deze zielen. Zij deden Mij de klacht slaken: “Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede” (Luc. 22,42). Voor hen is mijn barmhartigheid de laatste redding.”
Bidden wij voor de lauwe zielen en bevelen wij hen aan de bijzondere voorspraak van Maria, “Toevlucht van de zondaars”.
Allerwelwillendste Jezus, met uw verlossend lijden omvat Gij alle zielen. Berg, in uw oneindige barmhartigheid, alle lauwe en koud geworden zielen in uw gemarteld Hart en verwarm hen met het vuur van uw goddelijke liefde. Beziel hen met nieuwe ijver om U te dienen en om door uw oneindige verdiensten hun eeuwig heil te verlangen.
Onze Vader… Weesgegroet… Eer aan de Vader…
Eeuwige Vader, zie vol erbarmen neer op de lauwe zielen, die het Hart van uw Zoon onmetelijk pijn hebben gedaan. Laat U verzoenen door zijn heilig lijden en sterven, dat Hij op onze altaren in elk heilig Misoffer tegenwoordig stelt. Schenk hen de genade van bekering, zodat zij uw goddelijke Barmhartigheid nu en later in de hemel zalig prijzen. Amen.
Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht…


Het Feest van de goddelijke Barmhartigheid

“Ik verlang, dat het feest van mijn Barmhartigheid een toevlucht zal zijn voor alle zielen, maar vooral voor de arme zondaars. Op die dag staan alle schatkamers van mijn Barmhartigheid voor iedereen open. Ik zal een oceaan van genaden uitstorten over de zielen, die naar de bron van mijn Barmhartigheid komen. Allen, die op deze dag biechten en de H. Communie ontvangen, krijgen niet alleen vergeving van hun zonden, maar ook kwijtschelding van de straffen, die zij door hun zonden verdiend hebben. Niemand moet bang zijn om tot Mij te komen, zelfs niet al zouden zijn zonden rood zijn als scharlaken. Mijn barmhartigheid is zo groot, dat geen verstand, noch dat van de mensen, noch dat van de engelen haar ooit zou kunnen doorgronden. Het feest van de Barmhartigheid komt voort uit mijn diepste Wezen. Ik verlang, dat het op de eerste zondag na Pasen feestelijk gevierd zal worden. Dit feest zal een troost zijn voor de hele wereld.”


De rozenkrans van de goddelijke Barmhartigheid

Over het ontstaan van deze rozenkrans schrijft zuster Faustina op 13-9-1935 in haar dagboek: “’s Avonds in mijn cel zag ik een engel, de uitvoerder van Gods toorn. Hij droeg een licht gewaad, zijn aangezicht straalde. Onder zijn voeten was een wolk, waaruit donder en bliksems kwamen…, die de aarde moesten treffen. Ik smeekte de engel te wachten, totdat de wereld boete zou hebben gedaan. Gelet op de goddelijke toorn was mijn smeken nutteloos.

Toen zag ik de heilige Drievuldigheid; de majesteit van haar verhevenheid doordrong mijn hele wezen en ik had niet de moed mijn smeekbede te herhalen. Op hetzelfde moment voelde ik de macht van de genade van Jezus in mijn ziel…, en ik begon God voor de wereld te smeken met de woorden, die ik in mijn binnenste hoorde. Terwijl ik zo bad, zag ik dat de engel, die de rechtvaardige straf voor de zonden van de mensen moest uitvoeren, geen kracht meer had. Nooit eerder had ik met zo’n innerlijke kracht gebeden als toen. Dit zijn de woorden, waarmee ik God smeekte: “Eeuwige Vader, ik offer U op het Lichaam en Bloed, de Ziel en de Godheid van uw welbeminde Zoon, onze Heer Jezus Christus, tot vergeving van onze zonden en die van de hele wereld. Omwille van zijn smartelijk lijden, wees barmhartig voor ons en voor de hele wereld.” De volgende morgen hoorde ik bij het binnengaan van de kapel: “Deze gebeden worden gebruikt om mijn toorn te bedaren. Je moet ze bidden op de gewone rozenkrans als volgt:

Eerst een Onze Vader, een Weesgegroet en de geloofsbelijdenis. Op de grote kralen: Eeuwige Vader enz. Op de kleine kralen: Omwille van zijn smartelijk lijden enz. Tot slot drie maal: Heilige God, heilige Sterke, heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons en over de hele wereld.”

“Bid heel vaak de rozenkrans, die ik je geleerd heb. Iedereen die hem bidt zal mijn barmhartigheid tijdens zijn leven ervaren, maar vooral in het uur van zijn dood.” `Als deze rozenkrans hij de stervenden gebeden wordt, neemt de toorn van God af en de ziel wordt omgeven met zijn barmhartigheid. Bid zoveel mogelijk voor de stervenden. Smeek voor hen vertrouwen af op mijn barmhartigheid, want dat ontbreekt hen het meest.”

Met het oog op de toenemende goddeloosheid met alle funeste gevolgen en het duidelijke gevaar van een wereldwijde opstand worden de verschijningen en boodschappen van O.L. Vrouw, waarin Zij waarschuwend oproept tot bekering en om gebed en boete vraagt, steeds talrijker. Het is een bewijs, hoezeer Maria voor ons als Moeder en Medeverlosseres bij God voor ons opkomt.

Jezus zelf bevestigt dit geheim, als Hij tegen ieder van ons in “de boodschap van de barmhartige Liefde aan de kleine zielen” op 21 maart 1968 zegt: “Denk eraan dat het Hart van jullie Moeder nu als in een gruwelijke druivenpers wordt uitgeperst en bloed en tranen in overvloed opwellen; deze tranen zijn het enige offer, dat mijn toorn tegen de goddelozen nog kan temperen.” Het is God dan ook zeer welgevallig, als wij bij het bidden van de rozenkrans tot de goddelijke Barmhartigheid deze tranen en smarten gedenken en (in ieder geval privé) als volgt bidden:

Begin: Onze Vader, Weesgegroet, geloofsbelijdenis. Op de grote kralen: Eeuwige Vader, ik offer U op het Lichaam en het Bloed, de Ziel en de Godheid van uw welbeminde Zoon onze Heer Jezus Christus – en de tranen en bitterheden van zijn allerheiligste Moeder – tot vergeving van onze zonden en die van de hele wereld. Op de kleine halen: Omwille van zijn smartelijk lijden en dat van zijn Moeder, wees barmhartig voor ons en voor de hele wereld. Tot slot driemaal: Heilige God, heilige Sterke, heilige Onsterfelijke, ontferm U over ons en over de hele wereld.


Toewijding aan de barmhartige Jezus
Barmhartige Jezus, uw goedheid is oneindig en de schatten van uw genade zijn onuitputtelijk. Ik vertrouw grenzeloos op uw barmhartigheid, die al uw werken overtreft (Ps. 144,9). Ik wijd mij volkomen aan U en wil leven in de stralen van uw genade en liefde, die op het kruis uit uw Hart gevloeid zijn. Ik wil uw barmhartigheid bekend maken en vooral bidden voor de bekering van de zondaars. Ik wil de armen, de bedroefden en de zieken troosten en steunen. U echter zult mij beschermen als uw eigendom en uw eer, want ik vrees alles van mijn zwakheid en verwacht alles van uw barmhartigheid. Moge de hele mensheid de onbegrijpelijke diepte van uw barmhartigheid kennen, haar hele hoop erop stellen en haar loven en prijzen tot in eeuwigheid. Amen. Jezus, ik vertrouw op U! “O bloed en water, die uit het Hart van Jezus stroomden als bron van Barmhartigheid voor ons, ik vertrouw op U!” (Schietgebed dat Jezus zuster Faustina gedicteerd heeft)


Lofprijzing van de goddelijke Barmhartigheid

Op 12 februari 1937 schrijft zuster Faustina in haar dagboek: “Gods liefde is de bloem, de barmhartigheid is de vrucht. Als een ziel twijfelt, laat haar de lofprijzingen van de goddelijke Barmhartigheid bidden en ze zal vertrouwen krijgen.”

Goddelijke Barmhartigheid, onbegrijpelijk geheim van de allerheiligste Drievuldigheid, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, grootste eigenschap van God, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, uitdrukking van de hoogste macht van God, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, uit wie alle leven en geluk voortkomt, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, bron van wonderen en geheimen, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, het heelal omvattend, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die uit het Hart van Jezus stroomt, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die ons de Maagd Maria tot Moeder van Barmhartigheid gegeven hebt, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, zichtbaar in het fundament en de verbreiding van de Kerk, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, zichtbaar in het geschenk van de heilige sacramenten, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, onuitputtelijk in de sacramenten van het doopsel en van de biecht, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, wonderbaarlijk in het sacrament des Altaars en van het priesterschap, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, oneindig luisterrijk in alle geheimen van het geloof, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die ons uit het niet tot bestaan roept, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die ons heel ons leven begeleidt, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die ons behoedt voor verdiende straffen, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die ons het heilig geloof geeft, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die ons vult met genaden, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die ons bevrijdt uit de ellende van de zonde, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die ons speciaal in het uur van de dood omhelst, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die ons het eeuwig leven schenkt, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die ons behoedt voor het vuur van de hel, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die de zondaars bekeert, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die de rechtvaardigen heiligt, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, die de heiligen tot volmaaktheid brengt, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, toeverlaat voor de zieken en de lijdenden, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, toevlucht van de armen en de bedrukten, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, hoop van de wanhopigen, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, rust en vrede van de stervenden, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, troost van de arme zielen in het vagevuur, wij vertrouwen op U.
Goddelijke Barmhartigheid, verrukking van alle heiligen, wij vertrouwen op U.

Laat ons bidden:
Vader van ontferming en God van alle troost, uw goedheid is grenzeloos. Wij bidden U, zie genadig op ons neer en vermeerder in ons de werkzaamheid van uw barmhartigheid, zodat wij ook in zware beproevingen niet de moed verliezen, maar ons steeds vol vertrouwen overgeven aan uw heilige Wil, door onze Heer Jezus Christus, de Koning van Barmhartigheid, die met U en de H. Geest leeft en heerst in eeuwigheid. Amen.


Het uur van barmhartigheid

Om drie uur… verdiep je tenminste even in mijn lijden, met name in mijn grote eenzaamheid bij het sterven. Het is het uur van de grote barmhartigheid… Roep de almacht van de barmhartigheid af over de hele wereld, vooral over de arme zondaars. In dit uur staat de barmhartigheid voor elke ziel wijd open en kun je alles vragen voor jezelf en voor anderen. De barmhartigheid heeft over de gerechtigheid getriomfeerd… Daarom verlang ik van elke ziel dat zij mijn barmhartigheid prijst”. “Zeg steeds de rozenkrans of het kroontje, dat Ik u geleerd heb. Hij die hem bidt zal grote barmhartigheid ondervinden in het uur van zijn dood. Zelfs de meest verstokte zondaar zal, zelfs als hij slechts éénmaal dit kroontje bidt, genade ontvangen van mijn oneindige barmhartigheid” (Ik 129).


Orde van de goddelijke Barmhartigheid
Het laatste doel van de zending van zuster Faustina is het stichten van een kloosterorde van de goddelijke Barmhartigheid. Zuster Faustina kreeg daarover verschillende ingevingen. Zij sprak daar allereerst met haar biechtvader over. Pas later toen hij ernaar vroeg, sprak ze over de instructies, die Jezus haar gegeven had. “God wil”, schrijft ze, “dat deze kloostergemeenschap het uitstorten van de goddelijke Barmhartigheid over de mensheid afsmeekt.” Ik hoorde in mijn ziel de volgende woorden: “Jouw doel en dat van je medezusters is je met de grootst mogelijke liefde niet Mij te verenigen, de aarde met de hemel te verzoenen, de rechtvaardige toorn van God te kalmeren en voor de wereld barmhartigheid af te smeken.” Het moet een slotklooster zijn naar het voorbeeld van de Karmelieten. Haar invloed op de samenleving moet de gemeenschap uitoefenen door gebed, boete en liefdadigheid van lekezusters. Deze werken van naastenliefde moeten vooral gericht zijn op thuisloze kinderen en op eenzamen. Dat geldt ook voor lekemedewerkers.

Zuster Faustina was overtuigd dat deze orde gesticht moest worden en deed moeite om de toestemming daarvoor te krijgen. Zover kwam het echter niet. God wilde alleen, dat zij het plan daartoe uiteenzette, door de verplichtingen van de nieuwe orde bekend te maken. Zij zou slechts de geestelijke stichteres zijn. In juni 1937, zij was toen al zwaar ziek, zag zij kort voor haar dood in een droom het eerste klooster. Zij zag hoe haar biechtvader, in een kleine houten kapel, midden in de nacht de geloften van de eerste zes vrouwelijke leden in ontvangst nam. Wat zij voorzien had werd op 10 november 1944 werkelijkheid in Vilnius in de door bommen verwoeste kapel van de Karmelieten.


Aanwijzingen voor de vereerders van de goddelijke Barmhartigheid door pater Stanislas Skudrzuyk S.J.

De vereerders moeten:
1. de afbeelding van de barmhartige Jezus in hun woning vereren en zich met al hun intenties en moeilijkheden vol vertrouwen tot Hem wenden.
2. zich toewijden aan de barmhartige Jezus.
3. leven in de genadestralen van de barmhartige Jezus d.w.z. hun best doen om hun hart altijd zuiver te houden en streven naar de christelijke volmaaktheid.
4. aan de dagelijkse gebeden het schietgebed: “Jezus, ik vertrouw op U”, toevoegen. Indien enigszins mogelijk dagelijks de rozenkrans van de goddelijke Barmhartigheid bidden of Gods barmhartigheid met andere gebeden eren.
5. de Moeder van God eren als “Moeder van Barmhartigheid” en onze hemelse Moeder bijzonder liefhebben en eren.
6. Gods barmhartigheid bekend maken door het verrichten van geestelijke en lichamelijke werken van barmhartigheid.
De zeven lichamelijke werken van barmhartigheid

  1. de hongerigen te eten geven
    2. de dorstigen te drinken geven
    3. de naakten kleden
    4. vreemdelingen opnemen
    5. de gevangenen bevrijden
    6. zieken bezoeken
    7. de doden begraven

De zeven geestelijke werken van barmhartigheid

  1. de zondaars terechtwijzen
    2. de onwetenden onderrichten
    3. de vertwijfelden goede raad geven
    4. de bedroefden troosten
    5. de lastigen geduldig verdragen
    6. degenen die ons beledigen graag vergeven
    7. voor de levenden en overledenen bidden

Gebeden

Voor de H. Kerk en voor de priesters

O mijn Jezus, ik smeek U voor de hele Kerk. Schenk haar liefde en het licht van uw heilige Geest. Geef kracht aan de woorden van de priesters, zodat de meest verstokte zondaars tot inkeer komen en terugkeren naar U. Goddelijke Hogepriester, geef ons heilige priesters, bewaar hen in heiligheid. Moge de kracht van uw barmhartigheid hen overal begeleiden en hen beschermen tegen de hinderlagen en valstrikken van de duivel, die de zielen van de priesters voortdurend bedreigen. O Heer, moge de kracht van uw barmhartigheid alles wat de heiligheid van de priesters kan aantasten, doen mislukken, want Gij kunt alles. Ik vraag U, Jezus, een bijzondere zegen en licht voor de priesters, bij wie ik gedurende mijn leven te biechten zal gaan. Amen. (III. 13; I.110)

Gebed van dankzegging

O Jezus, eeuwige God, ik dank U voor uw talloze genaden en zegeningen. Moge elke klop van mijn hart een nieuw lied zijn van dankzegging voor U. Moge elke druppel van mijn bloed door mijn aderen stromen voor U. Mijn ziel is een lofzang ter ere van uw barmhartigheid. Ik heb U lief, 0 God, om Uzelf alleen. Amen. (VI.138)

Gebed van zuster Faustina

Jezus, eeuwige Waarheid, sterk mijn zwakke krachten. U, Heer kunt alles. Zonder U zijn mijn inspanningen nutteloos. O Jezus, verberg U niet voor mij, want zonder U kan ik niet leven. Verhoor het roepen van mijn ziel. Uw barmhartigheid is niet uitgeput; ontferm U dus over mijn ellende. Uw barmhartigheid gaat het verstand van engelen en mensen ver te boven. Ofschoon het lijkt, dat U mij niet hoort, stel ik mijn hele vertrouwen op uw barmhartigheid. Ik weet dat U mij niet teleurstelt. Amen.


Levensbeschrijving van Zr. Maria Faustina
Haar burgerlijke naam was Helena Kowalska. Zij werd op 25 augustus 1905 geboren in het Poolse dorp Glogowiec, in de buurt van Lodz. Zij groeide op in een gezin met negen broers en zussen. Haar ouders voedden haar zeer zorgzaam op. Door de armoedige omstandigheden waarin het gezin leefde, kon zij slechts drie jaren de Lagere School volgen. Toen zij 20 jaar was trad zij in in de orde van de Zusters van de “Moeder van Barmhartigheid”. Zij werkte in verschillende kloosters in de keuken en ook als lekezuster in de tuin. Ze stierf op 5 oktober 1938 in het klooster JozfowLagiewniki in Krakau aan tuberculose. Op 25 november 1966 werd haar lichaam opgegraven en haar graf verplaatst naar de kloosterkerk. Op 20 september 1967 werd het informatief proces over haar leven en deugden afgesloten door kardinaal Karol Woytila en werden de akten naar Rome gestuurd. Op 18 april 1993 mocht hij haar, nu als Paus Johannes II, zalig verklaren.

“De zielen, die de verering van mijn barmhartigheid verspreiden, zal Ik heel hun leven beschermen zoals een tedere moeder haar zuigeling. In het uur van hun dood zal Ik voor hen geen rechter zijn, maar een barmhartige Verlosser.” (III.20)

Deze brochure werd uit het Duits vertaald door: Stichting Medjugorje Centrum, Kremerslaan 30, Landgraaf.